Op stap met GroenRand: het Mastenbos en het Ertbrandbos
Deze afwisselende wandeling door het prachtig Mastenbos (178 ha) in Kapellen is een aanrader.
Hier en daar zie je sporen van een oud landschapspark waar majestueuze dreven je meenemen naar lang vervlogen tijden.
De waterpartijen en bunkers zijn dan weer een pretpark voor vleermuizen, kikkers, salamanders en padden.
De groene pracht van het Mastenbos herbergt een onvermoede erfgoedschat: een nog zeer volledige Duitse loopgravenlinie uit 1917 met talrijke bunkers.
Het Ertbrandbos, dat het Fort van Ertbrand herbergt, is een natuurgebied van 90 ha.
Beide bosgebieden (wandellussen) kunnen verbonden worden.
Start: parking
Oude Galgenstraat - 2950 Kapellen
Afstand: 9 km
In het Mastenbos (rode rechthoek) en het Ertbrandbos (rood vierkant – boommarterpad -natuurpunt) zijn reeds gemarkeerde wandelingen georganiseerd.
Deze kunnen met elkaar verbonden worden ter hoogte van wandelknooppunt 29 (links schuin over Fort Ertbrand).
Het Mastenbos in Kapellen is rijk aan geschiedenis.
Dit stukje natuur bevat maar liefst 70 bunkers en 4,8 km aan loopgraven, dat is
meer dan de hele Westhoek samen.
Tijdens het laatste stuk van deze wandeling, maak je een
lus langs het Fort van Ertbrand.
In 1914 waren in dit fort nog 500 manschappen gelegerd.
Vandaag de dag is dit – samen met de bunkers in het Mastenbos - een onderkomen van vleermuizen.
Om de vleermuizen toch toegang te geven tot de winterverblijfplaats moeten de bunkerdeuren voorzien zijn van een invliegopening, deze is minimum 40 cm breed en 7 cm hoog en wordt best aan de bovenzijde van de deur geplaatst.
Bunkers
hebben afgelopen eeuw met hun aanwezigheid het landschap van de Voorkempen mee
bepaald.
Het zijn relicten van de laatste wereldoorlogen.
Na het terugtrekken van de Duitse troepen begin november 1918 blijven de forten
rond Antwerpen zo goed als leeg achter, 2 schansen (Smoutakker en Schilde) en
fort Kapellen zijn al door terugtrekkende Belgische troepen in 1914 opgeblazen.
De
verkiezing van Adolf Hitler als Rijkskanselier in 1933 was een kantelpunt in de
planning voor de verdediging van het bruggenhoofd Antwerpen.
Er worden vanaf 1934 budgetten vrijgemaakt voor het plaatsen van bunkers.
De
plannen voor de Antitankgracht ontstaan enkele jaren voor de Tweede
Wereldoorlog.
Antwerpen werd toen verdedigd door de Stelling van Antwerpen, een dubbele
fortengordel met tientallen forten aangelegd in de 19e en het begin van de 20e
eeuw.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was al duidelijk geworden dat de forten niet
effectief waren om een zwaar bewapende vijand te stoppen.
Daarom werd tussen 1937 en 1939, aansluitend aan de buitenste fortengordel, de
Antitankgracht aangelegd.
De Duitse bunkers die op dit tracé liggen zullen terug in gebruik worden
genomen.
Achter deze Antitankgracht liggen de Belgische loopgrachten van de eenheden die in mei 1940 deze verdedigingslijn verdedigden.
Het eigenlijke ontwerp van de Antitankgracht zal nog verschillende malen wijzigen, maar de bedoeling is, waar het waterbouwkundig mogelijk was, de forten van de buitenlinie met elkaar te verbinden.
Ook hield men rekening met de bestaande Duitse bunkers, vooral in de eerste sector liggen ze op enkele meters van de Antitankgracht.
Verschillende bunkers die we op onze wandeling in het Mastenbos tegenkomen stammen nog af van voor de eerste wereldoorlog en werden aangelegd door het Belgisch leger.
Achter de Antitankgracht werden aan het begin van de Tweede Wereldoorlog uitgebreide veldversterkingen in opeenvolgende linies uitgebouwd, met kuilen voor fuseliers en mitrailleurs, die met elkaar verbonden werden via verbindingsgangen.
Wallen werden opgeworpen om de vijand onder vuur te nemen.
Ze hebben een gemiddelde dikte van 3 cm en moesten een soort bladerenscherm voorstellen als vorm van camouflage.
Deze zouden met lepels zijn aangebracht.
De Antitankgracht wordt gevoed vanuit het Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten in Sint-Job-in-'t-Goor en vandaar stroomt het water in twee richtingen.
Om het leeglopen te vermijden, is de gracht verdeeld in ongeveer 45 vakken, gescheiden door duikers en sluisbunkers.
Op het laagste punt, in de buurt van het Kanaaldok, wordt het water overgepompt in de Schelde via het gemaal ‘Omgelegde Schijn’.
De gracht moest belangrijke hoogteverschillen overbruggen.
Er is meer dan 13 m hoogteverschil tussen het laagste punt (3 m), in de
Scheldepolders nabij Berendrecht, en het hoogste (16,5 m), op de Kempense
heuvelrug in Brasschaat en Sint-Job-in-'t-Goor.
Naast de industrie van de haven en de intensieve landbouw in Stabroek, vormen
vooral het onzekere waterpeil, sluikstorten en oprukkende exoten een bedreiging
voor de gracht.
Het waterpeil in de gracht wordt kunstmatig geregeld en is vrij onstabiel.
Een gevolg is dat het waterpeil soms gedurende korte of langere tijd zeer laag kan staan, met negatieve gevolgen voor de fauna en flora.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten