zaterdag 25 februari 2023

De stikstofproblematiek mag de relatie tussen landbouw en natuur niet uit elkaar drijven

 De stikstofproblematiek mag de relatie tussen landbouw en natuur niet uit elkaar drijven


                                                                                            ©boerennatuur

                                                     

Het agrarisch landschap verschilt van streek tot streek en bovendien passen wij mensen het landschap continu aan onze maatschappelijke noden en wensen aan.
In de jacht op voedsel gaven onze voorouders prioriteit aan woonst, werk en voedselzekerheid.
De laatste jaren wordt daaraan ook natuur toegevoegd als een vierde categorie. 
Natuur levert belangrijke ecosysteemdiensten aan de landbouwer, zoals bijvoorbeeld wilde bestuivers en natuurlijke plaagbestrijders.

                                                              ©Frank Vermeiren


In Vlaanderen is elke lap grond kostbaar.
Met een bevolkingsdichtheid van plusminus 447 mensen per km
2 is Vlaanderen een van de dichtst bevolkte gebieden in Europa.
Dit legt een enorme druk op de grond, zowel voor landbouw als voor natuur, en beiden worden jammer genoeg vaak tegen elkaar opgezet, terwijl ze elkaar nodig hebben.

                                                                                                ©Frank Vermeiren

Het debat rond stikstof wordt op het scherpst van de snee gevoerd.
Belangrijk is om bij de feiten te blijven en niet te vervallen in polarisering.
GroenRand houdt zich enkel bezig met het verbinden van natuur en probeert o.a. de verdrogingsproblematiek aan te pakken.
We vinden de stikstofproblematiek belangrijk, maar door z’n grote techniciteit proberen we ons afzijdig te houden.
Dat het stikstofplan de door Europa opgelegde gunstige staat van instandhouding moet halen, daar is geen ontkomen aan.
Maar hoe dit moet gebeuren, onthouden we ons, gezien de complexiteit van dit verhaal.
We weten wel dat de Europese Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992) bepalen dat lidstaten gebieden moeten afbakenen voor het behoud of het herstel van voor natuur waardevolle habitattypes, dier- en vogelsoorten.



Deze speciale beschermingszones worden ook wel Natura 2000-gebieden genoemd.
Tegen 2050 moet Vlaanderen in al deze gebieden een gunstige staat van instandhouding bereiken.
Eén van de bedreigingen voor de biodiversiteit in deze Natura 2000-gebieden zijn de stikstofverbindingen die het verkeer, de industrie en de landbouw uitstoten (emissie) en die neervallen op de bodem (depositie).
Plantensoorten die van rijke bodems houden beginnen hierdoor te woekeren en verdringen zeldzamere planten die meer gebaat zijn bij een schrale bodem.



Zo gaat de biodiversiteit van planten, maar ook van de insecten en vogels die ervan afhankelijk zijn, sterk achteruit.
Voor wat minder gevoelige natuurtypes is de situatie anders.
Daar is een duurzame kwaliteitsverbetering door maatregelen al haalbaar, ook als de zogeheten kritische depositiewaarde voor stikstof nog overschreden wordt.
Voor die natuurtypes zijn maatregelen die de waterhuishouding herstellen een belangrijk aandachtspunt.
Het verdient – volgens GroenRand- tevens aandacht dat veruit het grootste deel van het stikstofsaneringsplan bestaat uit maatregelen die mikken op hydrologisch herstel.
Ze zijn niet alleen effectief tegen de impact van overmatige stikstofdepositie maar helpen ook andere milieudruk, zoals verdroging, te remediëren.
Dat vereist echter structurele ingrepen die het niveau van het perceel of zelfs het gebied overstijgen.
Het zijn maatregelen die op landschapsschaal uitgerold moeten worden.


GroenRand houdt zich bezig met de droogteproblematiek, ontsnippering en het verbinden van de natuur.
De klimaatsverandering voorspelt langere periodes van regen, maar ook langere droogteperiodes.
Landbouwers moeten daarom anders omgaan met het waterbeheer op hun perceel.
Houtkanten bijvoorbeeld, hebben wel degelijk voordelen voor de landbouw: ze houden het water op de akkers en zorgen voor betere infiltratie. 
       

                                                 
Kleine landschapselementen, zoals heggen, houtkanten en bomenrijen, vormen groene verbindingen in het landbouwlandschap.
Heel wat diersoorten gebruiken deze corridors om zich veilig te verplaatsen.
Ze vinden er ook voedsel, een schuilplaats en nestgelegenheid.

Landbouwpercelen met houtkanten worden weerbaarder tegen de gevolgen van klimaatverandering, dankzij het microklimaat dat de houtkant creëert waardoor de uitdroging van de grond vertraagt.
Tot slot leveren ze nog tal van ecosysteemdiensten; ze verminderen erosie, vangen fijnstof, … en ze zorgen natuurlijk als esthetische elementen voor het kenmerkend landbouwlandschap met streekeigen karakter.
Redenen genoeg dus om houtkanten opnieuw te introduceren in onze Vlaamse velden.

                                                                                     © Koen De Langhe

De relatie tussen natuurbeschermers en landbouwers is vaak een gespannen relatie.
Beiden zoeken naar manieren om hun areaal te behouden.
Hoewel het discours rond landbouw en natuurbescherming gepolariseerd is, merken we dat er op het veld vaak zeer goed en zeer intensief wordt samengewerkt en dat de spreekwoordelijke kloof vaak minder diep is dan men op het eerste zicht zou denken.
Waar men die polarisatie kan overstijgen en kijkt naar hoe landbouw en natuurbescherming elkaar kunnen versterken, wordt met succes samengewerkt.
Het zou spijtig zijn dat we dit, door de stikstofproblematiek, uit het oog zouden verliezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten