Marc gorrens maakt prachtige beverbeelden met Wildcamera
Wildcamera’s zijn een ideaal hulpmiddel om de mysterieuze
wereld van wilde dieren te ontdekken.
Ze maken het mogelijk om dieren ongestoord en op elk moment waar te nemen.
Naast de algemene soorten bieden wildcamera’s een uitstekende mogelijkheid om
de aanwezigheid van zeldzame zoogdiersoorten te observeren.
Geschikte locatie
Eerst moet een geschikte locatie bepaald worden.
Daarbij wordt gelet op wissels, vraatsporen, pootafdrukken en uitwerpselen.
Omdat dieren vaak erg voorzichtig, schuw, of alleen ’s nachts actief
zijn, vormen de pootafdrukken van veel zoogdieren het belangrijkste bewijs van
hun aanwezigheid.
Op basis van de vorm van het voetspoor en de loopwijze kan er verder gedetermineerd
worden.
Aan het aantal afdrukken en aan de afstand tussen de verschillende afdrukken kan
worden gezien hoe een dier zich voortbeweegt.
Hazen en konijnen plaatsen hun achterpoten bijvoorbeeld steeds naast elkaar.
Soms zie je dat de achterpoten voor de voorpoten zijn neergezet.
Het dier heeft dan haast gehad en was in galop, bijvoorbeeld een ree dat op de
vlucht was.
Ook de grootte van de afdruk geeft je informatie over het dier.
De afdrukken van een haas en konijn lijken qua vorm op elkaar, maar die van de
haas zijn groter.
Alhoewel uitwerpselen misschien
niet echt uitnodigen tot een grondige onderzoek, bieden ze toch een schat aan
informatie (hoe groot, kleur, vorm, nat-droog...).
Ze verklappen welke dieren er voorkomen.
De positie van de vraatsporen leert ons veel over de veroorzaker.
Sporen van een ree zitten hoger op de boomstam dan knaagsporen van een haas, maar anderzijds zitten ze lager dan de schilsporen van een edelhert.
Hoogte wildcamera
Het
tweede aspect is de hoogte waarop
de wildcamera geplaatst wordt.
Als vuistregel wordt gesteld dat dit romphoogte is van het dier.
Hoe hoger de wildcamera wordt bevestigd, hoe groter de kans dat kleinere dieren
er ongezien voorbij lopen.
Wil men zowel grote als kleine dieren op beeld krijgen, dan wordt de wildcamera
best geplaatst op kniehoogte (ongeveer dertig tot vijftig centimeter).
Als
derde aspect is de afstand.
Bevinden de dieren zich te dicht voor de camera (minder dan anderhalve meter),
dan kan dit uitmonden in overbelichte en onscherpe nachtbeelden.
As de dieren zich op te grote afstand van de camera bevinden, krijgt men dan
weer een minder goede belichting.
Dan kan er nauwelijks bepaald worden wat er langs de camera voorbij is gelopen.
Voor mooie beelden bevinden dieren zich best op vijf tot vijftien meter van de
camera.
Om dieren naar de cameraval te leiden wordt er dikwijls lokmiddel gebruikt.
De voorbereiding is dus van essentieel belang wil men mooie filmpjes maken.
Op deze blog kan je beelden bekijken van Marc Gorrens.
Hij heeft bovenstaande technieken volledig onder de knie en toont ons enkele
prachtige filmpjes over de bever:
De wildcamera langs het Schijn in Wijnegem
De Wildcamera langs het Schijn in Heerenbos te Oelegem
Geen opmerkingen:
Een reactie posten