GroenRand vindt het toekomstig nationaal park Grenspark broodnodig
De
Vlaamse overheid wil drie nieuwe nationale parken en drie landschapsparken ontwikkelen.
Natuurvereniging GroenRand hoopt haar droom gerealiseerd te zien: een nationaal
park in het GroenRand-projectgebied.
Het is paars, ongerept en er lopen schapen rond.
Zijn er Vlamingen die niet weten dat die omschrijving op de Kalmthoutse Heide
slaat?
Er is dus ontegensprekelijk een zeer groot draagvlak!
Vlak daarbij liggen het Groot en Klein Schietveld.
De beide Schietvelden bestaan eveneens uit aanzienlijke oppervlaktes vochtige
en droge heide.
Als potentiële kandidaat voor een nationaal park beschouwt GroenRand het aaneen
te sluiten geheel van de Kalmthoutse Heide, het Groot Schietveld, het Klein
Schietveld en de aanleunende natuur- en bosgebieden.
Ten oosten van de Kalmthoutse Heide strekken dus de militaire domeinen het Klein Schietveld (bijna 900 hectare) in Kalmthout-Kapellen-Brasschaat en Groot Schietveld (1.571 hectare) in Brasschaat-Brecht-Wuustwezel zich uit.
Langs de zuidrand van het Klein Schietveld loopt de Antitankgracht.
Deze waterloop zou dan de groene ketting zijn waarlangs het nationaal park op termijn verder uitgebreid zou kunnen worden.
Om kans te maken op een erkenning moet het gebied over een periode van 20 jaar
groeien naar een gebied van minstens 10.000ha aan weerszijden van de
landsgrens.
De voorziene uitbreiding betreft ruimte die vandaag al natuurgebied is, maar versnipperd ligt in de regio.
Het gaat dus niet om gebieden die vandaag een andere functie dan natuur hebben.
Als het Grenspark -met zulke enorm grote uitzonderlijke natuurwaarde en internationale kwaliteiten- geen nationaal park zou worden, dan kan dit beschouwd worden als een mislukking van het Vlaams natuurbeleid.
De Schietvelden en de Kalmthoutse Heide maken deel uit van het
netwerk van Europees beschermde natuurgebieden (Natura 2000) en vormen samen
hét grootste aaneengesloten heide- en vennengebieden in Vlaanderen.
De vennen
die er liggen, zijn belangrijke leefgebieden voor amfibieën en libellen.
©Frank Vermeiren
bloedrode heidelibel
© Karel De Blick boommarter
We
moeten er niet omheen draaien, zo’n label creëert een ‘sterk merk’ en brengt
subsidies met zich mee.
Daarmee kunnen we verschillende projecten realiseren in de natuurgebieden en in
de regio die goed zijn voor het klimaat, droogte en biodiversiteit.
Dat is broodnodig, want de laatste tijd slaat ook hier de klimaatverandering
toe.
Zo tast de droogte het paars nu al aan: bovengrondse delen stierven de laatste
warme zomers af en maakten plaats voor droge, grauwe plekken.
Geregeld zie je plekken, waar normaal gezien minstens anderhalve meter water
staat, nu enkele wat overblijvende plassen.
Veel vennen staan zelfs helemaal leeg.
Deze droogte kan niet zonder gevolgen zijn.
De bloeiende heidevelden met hun nectar zijn normaal gezien een culinair restaurant
voor insecten.
Maar omdat bloemen last hebben van de droogte, is er voor de insecten minder
eten, waardoor ze zich minder kunnen voortplanten.
Wat dan weer minder eten betekent voor andere soorten.
Zoals de boomvalk, die bijvoorbeeld libellen tracht te vangen.
Maar doordat er steeds minder libellen zijn, moet hij op valkendieet gaan.
De libellenpopulatie is verminderd omdat ze als larven ontstaan in de vennen
die stilaan meer en meer droog staan.
Hetzelfde overkomt de kievit.
Hun aantal is hier de laatste vijftien jaar gecrasht.
Ook andere weidevogels verdwijnen langzaam, terwijl de zeldzame maanjuffer, een
libellensoort, de beschermde rugstreeppad en de heikikker het eveneens lastig
krijgen.
Soorten dunnen uit en zijn dus meer kwetsbaar.
Wil je bijvoorbeeld de kievit, die zich voedt met regenwormen, behouden dan
moet de regen vastgehouden worden.
Terwijl heidesoorten in de verdrukking raken, rukken mededingers die beter gedijen bij droogte en warmte aanhoudend op.
De tijgerspin, vuurlibellen en een aantal nachtvlinders vieren hoogtij.
Veel soorten vormen geen probleem, enkele baren zorgen.
Ze zouden alle anderen kunnen gaan overheersen. ©Frank Vermeiren Tijgerspin
©Frank Vermeiren vuurlibel
De heide is veel meer dan het iconische paars.
Ze kleurt hier en daar ook roze en geel, dankzij de minder bekende dopheide en
de lelie-achtige beenbreek.
Afwisselend is de heide een golvend duinenlandschap met dorre struiken en kale
grijze boomstammen.
Op andere plekken krijgt ze door Corsicaanse dennen weer een opvallend groene kleur.
Het lijkt wel de Afrikaanse savanne,
De
typische heideplanten gedijen het allerbest in een ‘voedselarm’ en schraal
gebied.
De rugstreeppad is dol op zand en open vlakte, maar verdraagt geen bos.
Het heideblauwtje, een zeldzame vlinder, schuwt het gras en wil dophei.
En die dophei wil op zijn beurt een voedselarme, venige bodem.
Agentschap
voor Natuur en Bos doet er alles aan om de heide in stand te houden door actief
heidebeheer.
Om de veldleeuwerik en klokjesgentiaan een kans te geven, zijn er grote stukken
heide begraasd.
©Webinar Nationaal Park
Daarom zie je hier de schapen van Yuna en Bert (leden van GroenRand) grazen.
Schaapskuddes dragen bij aan de ecologische structuur van
het landschap, zoals ze dat eeuwenlang in de Voorkempen hebben gedaan.
De schapen worden voornamelijk ingezet voor het ecologisch beheer van de
Schietvelden en de Kalmhoutse Heide.
Een gelijkaardig, gezamenlijk beheer dringt zich op, maar dat kost centen.
In deze natuurgebieden worden zij ingezet ter bestrijding van bepaalde ongewenste vegetatie (zoals bijv. het Pijpestrootje) en ter bevordering, ontwikkeling en onderhoud van andere meer gewenste soorten (zoals bijv. Erica erica/ struikhei).
GroenRand heeft steeds gezegd dat één groot begrazingsproject zeer grote
voordelen kan opleveren.
Als met een kudde schapen tussen uiteenliggende terreinen wordt rondgetrokken,
dragen de schapen bij aan de verspreiding van zaden en aan de uitwisseling van
plantaardig genetisch materiaal.
Schapen verspeiden plantensoorten en insecten door transport van zaden via hun
wol, de hoeven en de mest.
Kleine terreinen zijn onderhevig aan plantaardige inteelt en drift.
Bekend is dat een rondtrekkende kudde door de verspreiding van zaden dit probleem kan ondervangen.
Zaden kunnen in de vacht maandenlang kiemkrachtig blijven.
In de vacht, de uitwerpselen en tussen de hoeven worden bovendien ook eitjes, insecten, slakken en spinnen vervoerd.
Op die manier zijn ze als het ware een locomotief voor het verspreiden van biodiversiteit. Een herder kan zo met zijn kudde versnipperde natuurgebieden met elkaar verbinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten