Zoeken naar mezen en mezenvangers in GroenRand
KoolmeesDe koolmees meet zo’n 14 cm en is daarmee de grootste van de twee.
De onderzijde van de koolmees is geel met een zwarte middenstreep.
De kop is glanzend zwart met een grote witte wang en een mosgroene bovenzijde.
De vogeltje heeft een witte vleugelstreep en blauwgrijze vleugels.
De zwarte middenstreep op de buik en borst is bij mannetjes breder dan bij vrouwtjes.
Het is de enige mees met witte buitenste staartpennen.
Dit is goed te zien in de vlucht.
Tijdens het broedseizoen voedt de koolmees zich voornamelijk met insecten.
In de winter past hij zijn menu aan en eet hij zaden en vruchten.
Dankzij zijn behendige en sterke poten klampt de koolmees zich gemakkelijk vast aan bomen, waaraan hij zich ondersteboven laat hangen om zijn voedsel in de kleinste hoekjes en gaatjes te vinden.
Koolmezen bezoeken regelmatig voederplankjes en eten graag vetbollen.
De koolmees meet zo’n 14 cm en is daarmee de grootste van de twee.
Je herkent hem aan zijn zwarte kapje en witte wangvlekken.
De zwarte kap van de koolmees omvat ook zijn ogen en loopt rond de wangen verder in zijn bef, waarna de zwarte lijn zijn felgele borst in twee verdeelt.
Het kapje van de koolmees is zwart als steenkool.
Mannetjes zijn helderder van kleur dan vrouwtjes en juvenielen.
De kop van de zwarte mees heeft een zwarte kap en hals.
In zijn verenkleed is er geen geel spoor te vinden.
Je kan de zwarte mees ook herkennen aan de grauwwitte vlek in de kap op zijn achterhoofd. Zijn borst is oranjebruin aan de vleugels.
De matkop heeft dezelfde grootte als de zwarte mees en ook hun kleuren zijn gelijkaardig. Opnieuw omvat de zwarte kap de ogen en ook deze mees heeft geen borstband.
Deze naaldbosbewoner is een prachtige mees met een mooie zwarte kuif.
Dat hout is zacht genoeg om er een nestje uit te hakken.
Wijnegemse Mezenvangers erkend als erfgoed: Al 159 jaar op pad met uil, lijmstok en veel dorst
Het mezenvangen was een volkse traditie in en rond Antwerpen en ook in het Waasland in de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw.
Elk jaar begin oktober trokken groepen in stoet en begeleid met muziek naar 'den buiten' om mezen te gaan vangen.
Deze vogels trekken rond die periode van Oost-Europa (Polen) naar Noord-Afrika om daar te gaan overwinteren.
©Polderke
Voorop liep een grappenmaker met de kevie (kooi van vlechtwerk) en de uil.
Zingend, twee aan twee, stapten zij naar ‘den buiten’.
Elke groep had haar boetemeester, die constant met de bijdragebus onder de neus van de leden rammelde en tien centiem boete eiste als straf voor een, meestal ingebeelde, overtreding van het reglement.
De leden betaalden zonder morren de boete, want bij het einde van de optocht werd het strafgeld, in de vorm van bier of jenever, opgedronken.
De vetste mezen werden opgegeten, de andere werden gekooid als zangvogel.
Het was een volksgebeuren en de groepen mezenvangers kwamen allen uit de volkse wijken van Antwerpen en de omliggende gemeenten.
Het mezenvangen ging ook gepaard met een traditioneel middagmaal en werd overgoten met de nodige drank.
De Wet van 29 maart 1873 maakte een einde aan de jacht op insectenetende vogels.
De Wijnegemse Mezenvangers is de allerlaatste vereniging die nog overblijft.
Ze gaan nog altijd op stap met een opgezette uil, en blijven hun tochten langs de staminees voortzetten.
© jaa
Het vangen van mezen is dus lang verleden tijd, maar elk jaar op de eerste zondag van oktober gaat de groep, bestaande uit muzikanten en mezenvangers, op bezoek in een andere gemeente om daar te verbroederen met meestal een muziekvereniging (harmonie, fanfare ...).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten