donderdag 2 maart 2023

Tok, tok…welkom in GroenRand

 

Tok, tok…welkom in GroenRand



De grote bonte specht is de meest algemene specht in Vlaanderen.
Met een lengte van 25 centimeter is het een middelgrote specht.



Met haar zwart-wit verenkleed en de rode broek en mutsje, is het een bekende verschijning.
Grote bonte spechten leven in alle soorten bos, maar ook in parken en tuinen.



 
In principe leven ze overal waar bomen zijn, maar ze verkiezen meestal wel een gevarieerde bosstructuur met zowel jonge als oude bomen en zowel dichtbegroeide als open zones.
Een belangrijke vereiste is de hoeveelheid staand dood hout: dat is immers prima hakhout om prooien in te zoeken.
Ze eten in het voorjaar en de zomer insecten.



In de wintermaanden dwalen ze rond op zoek naar voedsel en komen steeds vaker terecht op voedertafels in tuinen.
In naaldbossen eten ze 's winters de zaden van sparren- en dennenkegels.
Daar kunnen ze naar hartenlust op tokkelen.


Grote bonte spechten eten ook wel eieren en jongen van andere vogels.



Niet iedereen is even blij met aanwezigheid van deze specht, hun geroffel kan immers vrij lawaaierig zijn en als storend worden ervaren.
Zowel de mannetjes als vrouwtjes laten zich horen door kort en snel geroffel.
Dit doen ze om hun territorium en paarband te versterken.


Grote bonte spechten hakken in bomen een nestholte uit met een rond gat.
Ze hebben een voorkeur voor zachte houtsoorten, zoals berken.
Hetzelfde gat wordt vaak meerdere jaren na elkaar gebruikt.


In de nestholte worden de eieren gewoon op het hout gelegd.
Het vrouwtje legt dan 5 tot 7 crèmewitte eieren in een nestholte.


Al dat gehamer vereist natuurlijk puntgaaf gereedschap.
Hier beschikt de specht in ruime mate over.
Zijn hele lijf is erop afgestemd.
De snavel is recht, heeft een stevige hoornlaag en een zeer harde, beitelvormige punt.
Om alle klappen op te vangen beschikt de specht over een extra dikke schedel.


De wand tussen de ogen is benig en het voorhoofdsbeen is verstrekt met extra beenspalkjes.
Ook zitten enkele schedelspieren vast aan de snavel om het slagwerk op te vangen.
Een solide constructie die koppijn voorkomt.



De grote bonte specht is in staat om haar snavel met een snelheid van zeven meter per seconde tegen een boom te rammen.
Toch leidt dit niet tot migraine of hersenschade.



Een spechtenschedel heeft relatief weinig hersenvocht waardoor de trillingen die bij het roffelen ontstaan slechts in beperkte mate via dit vocht de hersenen kunnen bereiken.


Bovendien zit tussen de snavel en het voorhoofd een sponsachtig bot.
Die beschermlaag vangt de meeste trillingen op, waardoor ze niet tot de hersenen kunnen doordringen.



Foto's: Frank Vermeiren - Lid van GroenRand





Geen opmerkingen:

Een reactie posten