maandag 8 mei 2023

Kunnen er door een Nationaal park negatieve gevolgen zijn voor de landbouw?

Kunnen er  door een Nationaal park negatieve gevolgen zijn voor de landbouw?


GroenRand kan hiervoor geen enkele objectieve aanwijzing vinden.
De Vlaamse Regering heeft op 31 maart het decreet dat de erkenning van de toekomstige Vlaamse Parken regelt unaniem definitief goedgekeurd.

Op het terrein heeft een erkenning als park dus geen rechtsgevolgen.
Zowel de eigendomssituatie als de bestemming van de gronden wijzigt niet.

Het kaderdecreet regelt de erkenningsvoorwaarden, statuten en beheerstructuur van de toekomstige Vlaamse parken.

Er zijn op geen enkel moment voorstellen van de landbouwsector ‘afgeblokt’.

Iedereen heeft zijn input kunnen geven. 

Bij de opmaak van het Masterplan werd er maximum rekening gehouden met de opmerkingen van landbouw/landelijke toekomst.

Er is uiteraard geen rekening gehouden met meningen of statements die feitelijk niet kloppen.

De landbouwsector is door verschillende mensen op verschillende momenten in het overleg uitgenodigd om constructiever mee na te denken.
Er werden - wat landbouwsector betreft - méér inspanningen gedaan om in overleg te gaan dan bijvoorbeeld met natuurpunt.

De sector is niet enkel betrokken in de structuren, maar men is ook alle landbouwraden van gemeentes gaan bezoeken.
In sommige gemeentes zelfs twee tot drie maal.

 

                                                                                           Bron afbeelding: masterplan

De oprichting van een Nationaal Park biedt de unieke kans om de belangrijke laatste grote heidegebieden en bossen ten noorden van Antwerpen – de Kalmthoutse Heide, de Brabantse Wal, het Groot en het Klein Schietveld – zijnde Natura 2000-gebieden, samen te brengen en het geheel ecologisch te versterken en verder te ontwikkelen

Een belangrijke meerwaarde schuilt in het opstarten van een samenwerkingsverband, over de grenzen heen.
Daarin zitten de lokale gemeenschap en lokale actoren mee aan het stuur om dit waardevolle open ruimtegebied en de daarin aanwezige topnatuur maximaal te beschermen, onder andere tegen de verstedelijkingsdruk waar het dagelijks door bedreigd wordt.
De ruimtebehoefte van de gebruikers van een landschap voor onder andere landbouw, wonen en natuur hoeft niet gepaard te gaan met conflict, maar kan opgelost worden door te zoeken naar synergie tussen deze ruimtegebruikers.
Er moet steeds gezocht worden naar win-winsituaties en de acties moeten voortkomen uit vrijwillige samenwerking, opportuniteiten en kansen.
De uitdaging is de bestaande landschapskwaliteit te behouden en te versterken en tegelijk de waarde van het landschap te verhogen.
Dit kan door inrichting en beheer van waardevolle landschapselementen, maar ook via maatregelen gericht op natuurlijke plaagbestrijding en bestuiving, en het verhogen van de biodiversiteit.
Door de synergie tussen het Nationaal Park en het werkingsgebied op te zoeken, kan het Nationaal Park ook bijdragen aan de doelstellingen en verordeningen van de Europese Green Deal, zonder dat deze daarvoor verplichtingen moet opleggen van bovenaf, maar wel op basis van breed gedragen acties.
Een sterk samenwerkingsverband verenigt publieke en private eigenaars rond een langetermijnvisie en creëert de capaciteit om in te schrijven op Europese en landelijke subsidie- en ondersteuningsprojecten in functie van de realisatie van het Nationaal Park.
Deze verhoogde slagkracht ontzorgt de gemeentebesturen.
Uiteindelijk moet die samenwerking kristalliseren in een structuur die denkt en werkt vanuit ‘kansen voor het gebied’.

Natuurkernen – groeien naar type 3 en 4 (* zie ook voetnoot)

Het Nationaal Park bestaat uit een uitgestrekt natuurgebied met verschillende natuurkernen waaronder enkele (zeer) grote domeinen.
Dit wordt gerealiseerd binnen Natura 2000-gebieden en bestaande reeds beschermde groene bestemmingen.
Het landschap heeft een gevarieerd uiterlijk met wisselende landschapsecologische gradiënten: een zoetwatermoeras in het Markiezaatsmeer, kwelnatuur bij de Brabantse Wal, natuurlijke vennen in de Kalmthoutse Heide (het grootste aaneengesloten natuurreservaat van België), een stuifduincomplex in De Nol, het oudste bosreservaat in Mattemburgh en het eeuwenoude landgoed met parkbos Ravenhof en Moretusbos, militair erfgoed in het Mastenbos, natte heide op het Klein en Groot Schietveld, ...

Het Nationaal Park Kalmthoutse Heide vertrekt vanuit het bestaande Grenspark Kalmthoutse Heide, 6147 ha groot, en bijhorende grensoverschrijdende samenwerking.
Een groeiperspectief naar een Nationaal Park Kalmthoutse Heide voltrekt zich zowel naar het noorden (De Zoom en Markiezaat) als naar het zuiden (via Antitankgracht naar aanliggende natuurgebieden).
Deze afbakening voldoet aan de criteria uit het ontwerp van decreet over Vlaamse Parken en algemene landschapszorg, zoals door de Vlaamse Regering goedgekeurd op 23 december 2022.
Meer bepaald stelt artikel 6 dat een grensoverschrijdend Nationaal Park dient te beschikken over een grensoverschrijdende natuurkern van minstens 5 000 hectare, waarbij na 24 jaar (planhorizon 2048) een natuurkern met een oppervlakte van 5 000 hectare binnen het Vlaamse Gewest wordt gerealiseerd.
Concreet bedraagt de grensoverschrijdende oppervlakte van de natuurkern actueel (2023) 6147 ha (= Grenspark Kalmthoutse Heide), waarvan 2474 ha in Vlaanderen.

De afbakening van de overige natuurgebieden aan Vlaamse zijde leidt actueel (2023) tot een totale oppervlakte van 6345 ha aan Vlaamse zijde.
1909 ha daarvan is militair domein (i.e. protocolgebieden Klein en Groot Schietveld en Fort van Kapellen).
Dit betekent dat er geen zoektocht naar landbouwgebieden aan de orde is om het omvangcriterium van 2048 te behalen.

                                                                                                                     Bron afbeelding: masterplan


Grenspark Kalmthoutse Heide van 6147 ha wordt een grensoverschrijdend Nationaal Park van 14270 ha (6345 ha aan Vlaamse zijde + 7 925 ha aan Nederlandse zijde).

In artikel 4 §1 wordt als tweede criterium aangegeven dat binnen een Nationaal Park 10 jaar na de erkenning (2034) minstens de helft (50%) van de natuurkernen effectief onder een natuurbeheerplan type 3 of 4 (cfr. artikel 16ter van het Natuurdecreet) moeten vallen en dat dit 75% van de oppervlakte van de natuurkernen moet zijn tegen de planhorizon 2048.
Deze voorwaarde natuurbeheerplan type 3 of 4 geldt niet voor militaire domeinen.
Concreet wordt actueel (2023) reeds bijna 50% van de oppervlakte met beheerplan type 4 gehaald (47,8%), en leidt de verdere omvorming van alleen al de beheerplannen van de gebieden in beheer van de Vlaamse natuurbeheerders tegen 2048 tot een aandeel van meer dan 75%.
Voor de Bergeykse Bossen en het Beltens Bos werd een beheerplan Type 4 zeer recent goedgekeurd. Actueel (januari 2023) wordt mede daardoor reeds een percentage van 48,1% beheerplannen Type 4 gehaald, zodat aan het criterium om na 10 jaar te voldoen aan 50% van de oppervlakte Type 3 of 4 al nagenoeg voldaan wordt.

Welke gebieden kunnen tegen 2048 omgevormd worden tot type 3 of 4?

Het uitgebreide bosbeheerplan KaBraS (Kapellen Brasschaat Schoten, waarin o.a. de gebieden De Inslag/De Mik, Peerdsbos, Mastenbos, Beersgat, Brusselse Bossen).
Ook de beheerplannen voor het Elsenbos, het Ravenhof en de Ruige Heide kunnen worden omgevormd.
Het beheerplan Type 4 voor het Marum (voormalig deel van het NBP van het Groot Schietveld) is in opmaak.
Verder zijn er ook eigendommen van openbare besturen met bosbeheerplan (al dan niet in beheer bij ANB) waar een omvorming van de beheerplannen ook bekeken moet worden, zoals eigendommen van het OCMW Antwerpen (De Mik, Kraaijenberg), en de gemeenten Essen (Wildertse duintjes), Kalmthout (Bosduin) en Brasschaat (Kattekesberg/Brusselse Bossen, Park van Brasschaat, Park De Mik) en Kempens Landschap (De Merel), alsook de boseigendommen van Pidpa in de omgeving van de winningen.

Natuuridentiteit

De nieuwe grenzen van het Nationaal Park leiden tot een uitgestrekt park met een duidelijke gemeenschappelijke natuuridentiteit.
Toch vindt men binnen deze contouren ook heel wat verscheidenheid.
Hierdoor is het mogelijk om vijf deelgebieden te onderscheiden die elk op zich een uniek geheel vormen.
In de kandidaatstelling van het Nationaal Park werden volgende vijf deelgebieden onderscheiden: de Kalmthoutse Heide, De Zoom (als onderdeel van de Brabantse Wal), het Markiezaatsmeer, de Schietvelden en de gebieden rond de Antitankgracht.
De operationele doelstellingen resulteren in een aantal heel concrete acties, die meestal betrekking hebben op één van de deelgebieden binnen het Nationaal Park.
Een mogelijk voorbeeld van een actie onder de eerder genoemde operationele doelstelling 'verbeteren van de interne ecologische samenhang' is het realiseren en beheren van de ecologische corridor in het deelgebied 'Antitankgracht'.

Verdroging is een belangrijk aandachtspunt.

Er zijn al heel wat initiatieven lopende en uitgevoerd rond het behoud van voldoende water en de verbetering van de waterkwaliteit.
De gebiedscoalitie van het Nationaal Park grijpt met het Masterplan de kans om het hele watersysteem op een systematische manier aan te pakken.
Dit leidt in de eerste plaats tot een klimaatrobuustere streek.
Tegelijk kan het Masterplan hiermee bijdragen aan de Vlaamse Blue Deal.



Als het Nationaal Park zijn watersysteem weer sturend wil maken voor het landschap, moet het de beekvalleien weer leven inblazen.
De beekvalleien hebben hiervoor meer ruimte nodig.
Dit betekent concreet dat er groene en meer natuurlijke bufferzones moeten komen naast de oevers van de beken.
Acht beken op Vlaams en Nederlands grondgebied hebben potentieel als groenblauwe corridor naar het Nationaal Park; sommige ervan vervullen vandaag al die functie.

                                                                                                                Bron afbeelding: masterplan


Zo kreeg de kleine Aa in Essen onlangs een herinrichting als blauwe corridor en ook langs de Laarse beek werden vistrappen geplaatst en meanders toegevoegd.
Verder kunnen enkele antropogene waterlopen, zoals De Zoom en de Antitankgracht, ook als groenblauwe corridor functioneren.
Ook de Laarse beek en de Kaartse beek bieden potenties ter bescherming van watergevoelige gebieden en voor meer biodiversiteit.
Ook de landbouw kan zijn steentje bijdragen door zoveel mogelijk water op te houden in grachten (bijvoorbeeld via stuwen), zodat het daar kan infiltreren.



Ontsnipperen en verbinden

Voor Natura 2000-soorten moet ook naar tussenliggende knelpunten gekeken worden (zoals bv. gebeurde in het Soortenbeschermingsplan Otter).
Een globaal visie en actieplan over ecologische verbindingen tussen de deelgebieden die reeds beschermd zijn, is een noodzaak.
Aan Vlaamse zijde is een actualisatie van de provinciale natuurverbindingen nodig voor o.a. Natura 2000-soorten en Provinciaal Prioritaire Soorten.

                                                                                                                     © ​Yves Adams

Het Soortenbeschermingsplan Otter geeft een mooie en uitgewerkte aanzet voor dergelijk plan.
Het lijst de knelpunten en verbeteringsmogelijkheden op, en geeft aan welke knelpunten prioritair moeten worden aangepakt.
Hoewel de focus vooral op otter ligt, zijn de knelpunten ook voor tal van andere diersoorten relevant.
Tegelijkertijd kan daarbij naar de verbetering van de ecologische connectiviteit voor vleermuizen gekeken worden.
Naast ontsnipperingsmaatregelen vormen natuurlijke elementen zoals houtkanten, bomenrijen, oevers van waterlopen en kleine bosjes een veilige weg voor dieren door het landschap.
Dat zijn de zogenaamde ‘kleine landschapselementen’ of ‘groene infrastructuur’.
Het is belangrijk dat de ontsnipperingsmaatregelen hierop aansluiten.

·         * voetnoot – types beheerplan


Type 1: behoud van de aanwezige natuurkwaliteit: De beheerder zorgt ervoor dat de aanwezige natuurkwaliteit en het natuurlijke milieu in stand gehouden worden en leeft de zorgplicht na (ND art. 14, §1: bij ingrepen in de natuur wordt vernietiging of schade zoveel mogelijk voorkomen, beperkt of hersteld). Hij stelt geen specifieke natuurstreefbeelden tot doel.
Type 2: hogere natuurkwaliteit: De beheerder stelt over minstens 25% van de oppervlakte van het terrein het realiseren van één of meerdere natuurstreefbeelden tot doel. Voor het volledige terrein gelden de criteria voor geïntegreerd natuurbeheer.
Type 3: hoogste natuurkwaliteit: De beheerder stelt over de volledige oppervlakte van het terrein het realiseren van één of meerdere natuurstreefbeelden tot doel. Met motivatie kan hiervan afgeweken worden voor ten hoogste 10% van de oppervlakte van het terrein. Voor het volledige terrein gelden de criteria voor geïntegreerd natuurbeheer.
Type 4: natuurreservaat: Aanvullend op de voorwaarden voor type 3 moet het terrein voldoen aan het toetsingskader voor de Vlaamse natuurreservaten.

Het type van het beheerplan heeft op zich geen enkel gevolg voor de aanpalende eigenaars/gebruikers

Heel onze Vlaamse milieu- en natuurwetgeving is opgehangen aan ruimtelijke bestemmingen.
Impact in vergunningen, MER's, enz wordt enkel bekeken op basis van ruimtelijke bestemmingen zoals natuur- of bosgebied, VEN, enz, en nooit op basis van het type beheerplan.
Ook in het Europese natuurbeleid wordt enkel gekeken naar het gegeven of er een impact is op een Natura 2000-gebied, en ook dat staat dus totaal los van het gegeven of er voor dat Speciale Beschermingszone (SBZ) al of niet een beheerplan bestaat, laat staan van welk type dat beheerplan dat is.
Type 4 heeft ook geen impact op het percentage aankoopsubsidies.
Wel is het een voorwaarde om aankoopsubsidies te kunnen krijgen; men moet daartoe ergens een type 4 beheerplan hebben, maar dat kan iedereen dus.
Ook de vrees voor 'wat als later...', is totaal onterecht want het Nationaal park voorziet op geen vierkante meter landbouwbestemming een type 3 of 4 contract. 

Bron: eigen verslaggeving + Masterplan

 



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten